Welkom bij de Atlas Natuurlijk Kapitaal (ANK)!
Onze samenleving draait op natuurlijke hulpbronnen. De ondergrond levert drinkwater, wind levert energie, onze bodem produceert voedsel. Er is echter nog een wereld te winnen in de manier waarop we ons natuurlijk kapitaal benutten. Efficiënter, beter afgestemd en slimmer werken heeft grote voordelen voor bedrijven, burgers en overheden, zeker op de lange termijn. De natuur is bovendien een bron van inspiratie en kennis om de majeure uitdagingen van dit moment als verstedelijking en klimaatverandering duurzaam op te lossen. De Atlas Natuurlijk Kapitaal (ANK) helpt daarbij.
Nieuws
Het cirkeltje rond: op naar een circulaire economie!
De derde week van januari stond in het teken van de Week van de Circulaire Economie. Een inmiddels jaarlijks terugkerend evenement waarin....
07-02-2019 | 13:49

...aandacht wordt gevraagd voor het steeds schaarser worden van grondstoffen, en de initiatieven om grondstoffen te hergebruiken. Dit leidt bovendien tot milieuwinsten als verminderde uitstoot van broeikasgassen en vervuiling, wat gunstig is voor de biodiversiteit.
Circulaire economie lijkt misschien een buzzwoord, maar het begrip wordt steeds belangrijker. Een circulaire economie is, in tegenstelling tot een lineaire economie, gebaseerd op het minimaliseren van grondstofgebruik door het hergebruik van producten, onderdelen en hoogwaardige grondstoffen. In de circulaire economie wordt afval gezien als grondstof voor een nieuw of ander product. Er zijn zo minder nieuwe materialen nodig, zoals plastics en metalen. Dit geeft allerlei milieuwinsten zoals minder uitstoot van broeikasgassen, en een afname in bodem-, water-, en luchtverontreiniging. Bovendien wordt biodiversiteitsverlies beperkt. Afval is namelijk wereldwijd een groot probleem en heeft grote consequenties voor het milieu. Plastic in de maag van dieren, stranden en rivieren waar geen zand of water meer te zien is vanwege het afval, en beelden van afvalstorten waar mens en dier in troep op zoek zijn naar iets van waarde of eten. Hier moeten we vanaf, maar hoe?
Op naar een circulaire economie
In het Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050 schetst het kabinet hoe we onze economie kunnen ombuigen naar een duurzaam gedreven, volledig circulaire economie in 2050. In 2030 is als eerste doel gesteld dat 50 procent minder primaire grondstoffen (fossiel, metaal en mineraal) worden gebruikt. Ook is, in aanloop naar het programma, op 24 januari 2017 het Grondstoffenakkoord gelanceerd met de maatschappelijke partners.
Niet alleen de overheid ziet de circulaire economie als noodzaak. In de bedrijfswereld worden steeds meer (winst)voordelen gezien van circulair ondernemen. De internationaal bekende meubelgigant IKEA bijvoorbeeld, is één van de koplopers binnen de meubelbranche om circulair te worden. Vorig jaar won IKEA de circular economy award van het World Economic Forum en ze hebben toegezegd om alleen herbruikbaar en gerecycled materiaal te gebruiken in 2030. Ook gaat de meubelgigant vanaf 2020 al het wegwerpplastic zoals tasjes en rietjes verbannen uit de winkels.
Koffiedik als grondstof
Ook in Nederland zijn er initiatieven en projecten die laten zien dat circulair ondernemen werkt. Van koffiedik dat wordt gebruikt als grondstof voor paddenstoelen (RotterZwam) tot lease-jeans die worden hergebruikt als je klaar bent met het dragen (Mud Jeans). Closing the loop heeft als doel dat voor elke nieuwe telefoon die wordt aangeschaft een afgedankte telefoon netjes gerecycled wordt. Zij noemen dit het One for One-principe. Voor hun circulaire initiatief hebben zij de Circular Award 2018 gekregen. Deze maand worden de nominaties bekend gemaakt voor de Circular Awards 2019; 21 februari worden de prijzen uitgereikt.
Hoe circulair is Nederland?
Deze initiatieven zijn heel leuk, maar Nederland is nog ver verwijderd van het echte doel. Dit blijkt uit het rapport Circulaire economie op de kaart, dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uitbracht bij de start van de Week van de Circulaire Economie. In dit rapport brengt het PBL de circulaire activiteiten in de Nederlandse economie in beeld. Daarbij maakt zij onderscheid tussen zes strategieën die bijdragen aan het verminderen van het gebruik van (primaire abiotische) grondstoffen: refuse en rethink, reduce, reuse, repair en remanufacturing, recycling en recover. De zes strategieën zijn weergegeven op de R-ladder in het eerste figuur. Met strategieën die hoger op de ladder staan (lager cijfer), worden in eerste instantie meer grondstoffen bespaard, waardoor belasting van het milieu wordt voorkomen.
Momenteel telt Nederland zo'n 85.000 circulaire activiteiten die werk bieden aan circa 420.000 mensen. Circulariteit heeft daarmee een plek veroverd in de Nederlandse economie. Maar het merendeel van de circulaire activiteiten bestaat al langer. Denk aan milieustraten en kringloopwinkels. Volgens het PBL is het cruciaal om in te zetten op innovatieve manieren om het grondstoffengebruik in Nederland efficiënter te maken. Zo zijn er beduidend minder initiatieven buiten de recycling, terwijl deze in potentie meer grondstoffen kunnen besparen. Er is volgens het Planbureau veel winst te behalen door andere R-en in te zetten (zie tweede figuur). Denk bijvoorbeeld aan initiatieven die de levensduur van producten kunnen verlengen met een ander productmodel of aan nieuwe businessmodellen als Peerby of Snappcar.
Verandering in mindset
Ook concludeert het PBL: "Het versnellen van de overgang naar een circulaire economie vraagt om het stimuleren van een breed spectrum van initiatieven op korte termijn én om het zoeken naar hoe dominante gewoontes, opvattingen en regels zijn te veranderen." Het vergt een verandering in mindset. Ook thuis kun je hier aan bijdragen. Is het wel nodig om een bepaald product aan te schaffen, of kun je het ook lenen? Is de wasmachine echt kapot, of hoeft er maar één onderdeel vervangen te worden? En is het echt noodzakelijk om elke dag vlees te eten? Zo werken we allemaal aan het doel om grondstoffen te besparen en afval de wereld uit te helpen.
In een volgend Natuurbericht zullen we ingaan op welke ecosysteemdiensten kunnen bijdragen aan de circulaire economie. Tot die tijd kun je voor meer inspiratie kijken op Atlas Natuurlijk Kapitaal.
Leadfoto: Fotoabonnement.nl
Figuren: Planbureau voor de Leefomgeving
Op weg naar natuurherstel
In juli 2017 werd de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij gelanceerd om melkveehouders te stimuleren aan biodiversiteitsherstel te werken. Wat is er sinds de lancering allemaal bereikt?
14-01-2019 | 10:34

De Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij is een nieuw instrument dat biodiversiteitsversterkende prestaties in de melkveehouderij meetbaar maakt. De monitor werd gelanceerd door FrieslandCampina, Rabobank en Wereld Natuur Fonds de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij om melkveehouders te stimuleren aan biodiversiteitsherstel te werken. De monitor is ontwikkeld in samenwerking met Wageningen Universiteit en het Louis Bolk Instituut. De basis voor deze monitor vormde het conceptuele kader biodiversiteit, ontwikkeld door het Louis Bolk Instituut. In dit kader is het begrip biodiversiteit vertaald voor de melkveehouderij op basis van vier pijlers die onderling samenhangen: de functionele agrobiodiversiteit, de landschappelijke diversiteit, de diversiteit van de soorten en de regionale biodiversiteit. Deze pijlers vormen de basis voor het beoordelen en meetbaar maken van biodiversiteit. Op grond van verkennende studies hebben het Louis Bolk Instituut en Wageningen Universiteit in de Biodiversiteitsmonitor zeven kritieke prestatie-indicatoren (KPI's) gedefinieerd. Deze meten de prestatie van melkveehouders in hun bijdrage aan biodiversiteit ten behoeve van deze pijlers: het percentage beheerd land, het percentage kruidenrijk grasland, de uitstoot van broeikasgassen, de emissie van ammoniak, het stikstofbodemoverschot, het percentage eiwit van eigen bedrijf, en het percentage blijvend grasland.
Conceptueel kader biodiversiteit (Bron: het Louis Bolk Instituut )
Hoe werkt de Biodiversiteitsmonitor?
Als melkveehouders de Biodiversiteitsmonitor gaan gebruiken, krijgen ze een score op deze KPI's. Zo kan de impact van de melkveehouder op de (lokale) biodiversiteit meetbaar worden gemaakt en krijgen melkveehouders een beeld van hun prestaties. Maar de monitor helpt melkveehouders ook op weg naar betere prestaties door concrete maatregelen aan te bieden waarmee ze de biodiversiteit in hun melkveehouderij kunnen versterken. Door botanisch beheer uit te voeren op kruidenrijke graslanden kunnen boeren bijvoorbeeld werken aan een gezonde en natuurlijke voedselbron voor hun koeien én leveren ze een bijdrage aan de biodiversiteit. Deze kruidenrijke graslanden vormen immers een aantrekkelijke biotoop voor weidevogels als de grutto. Door klaver te zaaien in blijvend grasland, kunnen boeren bovendien hun stikstofgift verminderen. Klaver bindt namelijk stikstof uit de lucht. Deze stikstof komt weer vrij in de bodem en daarmee ten goede aan het gras. Zo verhogen boeren ook het percentage eiwit van eigen bedrijf.
Bekijk op de website Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij hoe de Biodiversiteitsmonitor in de praktijk werkt aan de hand van een prototype voor de drie fictieve gebruikers Johan, Katrien en Gerrit.
Prototype Biodiversiteitsmonitor (Bron: Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij)
Op weg naar natuurherstel én nieuwe verdienmodellen zuivelketen
De partijen achter de Biodiversiteitsmonitor willen het voor melkveehouders aantrekkelijk maken om over te stappen naar een natuurvriendelijkere bedrijfsvoering. Dit doen zij door boeren die hoog scoren op de Biodiversiteitsmonitor te belonen voor hun natuurvriendelijke inzet. Zo kan de Biodiversiteitsmonitor een basis vormen voor nieuwe verdienmodellen in de zuivelketen.
Van theorie naar praktijk
Het project loopt al bijna vijf jaar. "Wij willen toe naar een eenduidig meetinstrument dat allerlei partijen in staat stelt boeren te belonen voor hun prestatie op biodiversiteit", zegt Jacomijn Pluimers, senior adviseur bij het Wereld Natuur Fonds. "En dat kost tijd. Want biodiversiteit wordt beïnvloed door zoveel verschillende aspecten, die soms zelfs tegenstrijdig met elkaar zijn. Meer eiwit van eigen land kunnen boeren bijvoorbeeld realiseren door een hogere (intensievere) grasproductie, maar dat is vaak niet goed voor de biodiversiteit. Daarom is het ook van belang een indicator als ‘kruidenrijk grasland' mee te nemen. Zo houdt de set van KPI's het geheel in balans." Volgens Pluimers is het bijzondere van de Biodiversiteitsmonitor dat deze prestaties van boeren meet die van invloed zijn op de biodiversiteit op en om het bedrijf, in tegenstelling tot de losse maatregelen waar het agrarisch natuurbeheer vaak uit bestaat.
Om tot de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij die er nu ligt te komen, zijn verkennende onderzoeken uitgevoerd, maatregelen, kansen en handels perspectieven geïnventariseerd en zijn KPI's verder doorontwikkeld. Hiervoor zijn in samenwerking met boeren en collectieven ook pilots uitgevoerd, om zo ook de kennis uit de praktijk mee te nemen. "Het heeft even geduurd, maar we hebben nu een bruikbaar instrument voor de praktijk", stelt Pluimers. "Dit is een doorslaggevende eerste stap. Het is nu van belang dat de monitor wordt toegepast en boeren kunnen worden beloond. Zo krijgen wij inzicht in hoe het verdienmodel er voor de boeren uit gaat zien, én kunnen we monitoren hoe dit bijdraagt aan het herstel van de biodiversiteit. Door te doen, te leren en beter te doen, kunnen we de Biodiversiteitsmonitor verder perfectioneren."
Samen echt verschil maken
Van groot belang is volgens Pluimers dat alle partijen nauw betrokken blijven bij de doorontwikkeling en implementatie. "Onze ambitie is dat de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij straks ook door andere ketenpartijen en belanghebbenden wordt ingezet," vervolgt Pluimers. "Denk bijvoorbeeld aan zuivelondernemingen die goed scorende melkveehouders belonen met een plus op de melkprijs. Of aan banken die een rentekorting verlenen of verpachters die onder gunstige pachtvoorwaarden hun land verpachten. Wanneer verschillende partijen meewerken, kunnen beloningen gestapeld worden en wordt het verdienmodel voor boeren zodanig dat het interessant is om duurzaam te produceren. Zo kunnen we toewerken naar een duurzame landbouw in balans met natuur en samen echt het verschil maken."
Veranderen kost tijd
Werken met de Biodiversiteitsmonitor impliceert dat melkveehouders wezenlijk anders moeten gaan werken. "We hopen dat de Biodiversiteitsmonitor een prikkel vormt om dit ook echt te gaan doen", zegt Pluimers. "En dat de boeren zelf ook de voordelen gaan inzien. Want de grootste beloning komt van de natuur zelf. Welke boer wil nu niet een vruchtbare en gezonde grond?" Alle veranderingen kosten tijd. Dit geldt ook voor de implementatie van de Biodiversiteitsmonitor. "We zien wel een ontwikkeling", stelt Pluimers. "Steeds meer partijen erkennen dat de relatie tussen natuur en landbouw onder druk staat en dat we een omslag moeten maken naar een landbouw die in balans is met de natuur. Dat kan, dat weet ik zeker, en met de Biodiversiteitsmonitor laten we zien hoe landbouw en natuur elkaar zelfs kunnen versterken."
Omslag in denken
De Duurzame Zuivelketen heeft inmiddels ook de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij omarmd, wat van belang is voor de bredere implementatie van de monitor. Ook een grote sprong voorwaarts is volgens Pluimers dat het vorige maand uitgebrachte Deltaplan Biodiversiteit het denken in en meten van KPI's omarmt. Volgens dit breed gedragen plan moet iedereen grondgebruikers kunnen stimuleren en waarderen op basis van eenduidig gemeten prestaties die bijdragen aan herstel van biodiversiteit. De in de Biodiversiteitsmonitor voorgestelde manier van werken sluit ook goed aan bij de omslag naar kringlooplandbouw die minister Schouten in haar visie Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden beschreef.
Nieuwe ontwikkelingen
In navolging van de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij zijn het Wereld Natuur Fonds en de Rabobank samen met Brancheorganisatie Akkerbouw begonnen om een Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw te ontwikkelen. De bedoeling is dat deze over twee jaar landelijk kan worden toegepast. Pluimers: "Onze kennis en ervaring in de ontwikkeling van de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij worden daarin optimaal gebruikt."
Ook samenwerkingspartner FrieslandCampina zit niet stil. FrieslandCampina implementeerde de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij bij de productie van de nieuwe melkstroom die in december 2018 voor het eerst in de supermarkt verkrijgbaar was. Deze duurzame melk voldoet aan de eisen die Stichting Milieukeur stelt, waarbij de KPI's van de Biodiversiteitsmonitor integraal zijn overgenomen.
Daarmee verdient het als eerste het keurmerk ‘On the way to Planet Proof' voor zuivel. De meerprijs die consumenten betalen voor deze melk komt direct ten goede aan de betrokken melkveebedrijven. Daarnaast heeft FrieslandCampina de Biodiversiteitsmonitor opgenomen in Foqus Planet, het kwaliteits- en duurzaamheidsprogramma van de leden: melkveehouders voor de productie van melk. Aangesloten leden kunnen bij een goede score de toeslag die ze moeten betalen om deel te nemen aan Foqus Planet, terug verdienen. Zo brengt FrieslandCampina het beloningsprincipe achter de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij nu al in de praktijk.Tegelijkertijd werkt de Rabobank aan een systeem om boeren met meer oog voor natuur een rentekorting te geven. Het idee is dit op basis van de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij te doen en daarmee melkveehouders te stimuleren om te schakelen naar een andere manier van werken.
Samen een mooie toekomst oogsten
"We zijn heel blij met deze nieuwe ontwikkelingen", stelt Pluimers. "Zeker met de omarming van onze manier van denken in het Deltaplan Biodiversiteit is een belangrijke stap voorwaarts gezet." Ook op Europees niveau ziet Pluimers interessante kansen. "We voeren nu gesprekken met ministeries om te kijken hoe de Biodiversiteitsmonitor kan worden gebruikt in nieuw Europees landbouwbeleid", aldus Pluimers. "Want het instrument is daarvoor heel bruikbaar. Als de Europese inkomenssteun die boeren ontvangen, wordt gekoppeld aan de prestaties op de Biodiversiteitsmonitor, dan wordt het voor boeren nog interessanter om over te schakelen naar een meer natuurvriendelijke manier van werken. Zo kunnen we samen een mooie toekomst oogsten, voor boer én natuur."
Foto's: Sara Winters, Fotoabonnement.nl; Louis Bolk Instituut; Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij; Samen voor biodiversiteit; Stichting Milieukeur
Kwelders kansrijk voor vastleggen CO2
Het vastleggen van CO2 staat vanwege het klimaatprobleem hoog op de agenda. Volgens recent onderzoek blijken kwelders kansen te bieden voor CO2-vastlegging.
14-12-2018 | 14:36
Kwelders zijn begroeide stukken land die direct zonder duinenrij of dijken aan zee grenzen. Ze liggen meestal langs ondiepe getijdegebieden, zoals bijvoorbeeld de Waddenzee. Bij storm of extra hoog water komt een kwelder onder water te staan. Ook in het deltagebied komen kwelders voor. Daar heten ze schorren. Vroeger bestond een kwart van Nederland uit kwelders. Verreweg de meeste zijn al eeuwen geleden ingedijkt. Wereldwijd is de helft van de kwelders verdwenen.
Kwelders, de grootste Blue Carbon-ecosystemen van ons land
Dit is jammer, want maritieme ecosystemen als kwelders kunnen enorme hoeveelheden koolstof opslaan. Blue Carbon is de term voor alle koolstof die zich in de oceanen bevindt. Opslag van Blue Carbon in mariene ecosystemen vindt plaats door de sedimentatie van organische deeltjes (planten- en/of algenresten). Planten en algen die in de zoutwaterbodem neerslaan, zijn al snel zuurstofloos en daardoor ontsnappen er weinig broeikasgassen. Daarmee zijn kwelders met een totaaloppervlak van tienduizend hectare de grootste Blue Carbon-ecosystemen van ons land.
Blue Carbon in de Nederlandse kwelders
Maar hoeveel koolstof wordt er in de Nederlandse kwelders opgeslagen? In opdracht van Natuurmonumenten ging Bureau Waardenburg op onderzoek uit. In vier kweldergebieden van Natuurmonumenten (de Schorren van Texel, het Verdronken Land van Zuid-Beveland, de Zuidgors en het Uiterhuizenwad) heeft Bureau Waardenburg op verschillende punten het koolstofgehalte in de begroeiing en de bodem gemeten. Uit het onderzoek Blue Carbon in Nederlandse kwelders (pdf; 8,7 MB) blijkt dat Nederlandse kwelders samen ongeveer 60.000 ton CO2 per jaar vastleggen. Dit is te vergelijken met de uitstoot van 7.500 huishoudens ten behoeve van wonen en vervoer. De kwelders leggen efficiënt CO2 vast en doen dat sneller dan bossen. De koolstof blijkt ook nog eens veel langer opgeslagen te blijven.
Koolstofvastlegging per ecosysteemtype
Het thema Koolstofvastlegging schetst hoe ook bossen en veengebieden kunnen fungeren als ecosysteem voor het vastleggen van koolstof. Bossen hebben bij de vastlegging van CO2 een vooraanstaande rol. Zij leggen CO2 vast in hout en leggen daarmee een meerjarige voorraad aan. Echter, doordat bossen ook CO2 uitstoten, leveren zij slechts een beperkte bijdrage aan de vastlegging van CO2. Veengebieden waren in het verleden kansrijk, maar door ontginning en drooglegging oxideert het veen en komt juist veel CO2 vrij. Dit proces kan weliswaar geremd worden door vernatting van het veen, maar er komt dan meer methaan vrij. En dit broeikasgas is 25 keer sterker dan koolstofdioxide.Kansen voor koolstofcertifcaten
Kwelders bieden dus kansen en niet alleen voor de CO2-vastlegging. Als ecosysteemdiensten fungeren zij ook als natuurlijke kustverdediging en bieden zij een habitat aan specifieke planten- en diersoorten. Genoeg redenen om deze waardevolle gebieden te beschermen. Steeds meer bedrijven en particulieren compenseren de CO2-uitstoot van bijvoorbeeld vliegreizen. Zij kunnen dan koolstofcertifcaten kopen om te compenseren. Natuurmonumenten verkent nu de mogelijkheid of met verkoop van klimaatcertificaten de schorren en kwelders extra beschermd kunnen worden. Het onderzoek van Bureau Waardenburg laat zien dat dit kansrijk is om te doen.
Natuur als bondgenoot
Het onderzoek laat zien dat de natuur een belangrijke bondgenoot is bij het aanpakken van het klimaatprobleem. Bekijk op welke andere manieren diverse ecosysteemdiensten kunnen helpen op de pagina Natuurlijk Kapitaal. Op de pagina Kaarten bij het thema Koolstofvastlegging vindt u verschillende kaarten die informatie geven over onder andere CO2-vastlegging door planten en CO2-vastlegging in landbouwbodems.Nitrogen in the Loonse en Drunense duinen
Values are exceeding, but what does this mean, and why should we be concerned?
05-12-2018 | 12:10

Nitrogen concentrations in the atmosphere are increasing, and the result has severe implications on the environment. In the Loonse en Drunense Duinen, such affects have been witnessed on plant species, with biodiversity being reduced due to dominating vegetation thriving off of the excess element. Luckily, an ambitious team of enthusiastic environmental students, from the Avans University of Applied Science, have set out to tackle the issue!
Since 2002, the Loonse en Drunense Duinen has been listed on Natura 2000, to protect the endangered habitats of the area. To ensure the region remains a soil loam landscape, the source/s of nitrogen disturbing the area are to be identified, to commence mitigation and management techniques. As such, students will complete the task for, and alongside, clients RIVM, Natuurmonumenten and the Provincie Noord Brabant.
Nitrogen is one of 17 macronutrients plants rely on for growth, being a vital element within chlorophyll used in the photosynthetic process. Too little will prevent vegetation from obtaining sugars (as well as interrupting oxygen production), yet too much would cause a peak in plant growth. Although this does not necessarily sound like a negative effect, varying plant species thrive off of different concentrations of nitrogen – denoting that plants with a lower tolerance will dominate the dune landscape as their threshold is met first. Not only does this interfere with the natural growth of more vulnerable vegetation as competition increases, but it also prevents the sandy grounds of the dunes to remain loose. The entrapment of plant roots encourages increasing levels of nitrogen to remain held within the area.
The Avans students will investigate soil and water samples taken form various points of the nature reserve, to test theories of the speculated sources. If the positive feedback loop of increasing nitrogen is not intercepted, predictions show the landscape will be taken over by forestry by the year 2050 - leaving no room for the natural dune landscape to persist.
Follow the progress of these enthusiastic students on their storymap, and stay tuned for updates!
Bodemambassadeurs sturen brandbrief
Initiatief Bewust Bodemgebruik roept met brandbrief staatssecretaris I&W op tot zorg en aandacht voor gebruik van bodem- en watersysteem in grote transities.
03-10-2018 | 12:38

Het gaat niet goed met de bodem in Nederland! Ze daalt, ze verdroogt, ze verliest vruchtbaarheid, ze verdicht, ze verzilt en ze verzuurt. En dat terwijl we de bodem en het daarmee samenhangende watersysteem zo hard nodig hebben. Dat schrijft het Initiatief Bewust Bodemgebruik in haar brandbrief aan Stientje van Veldhoven, staatssecretaris van het ministerie van I&W. In deze brief roept het Initiatief op tot zorg en aandacht voor het gebruik van het bodem- en watersysteem in de grote transities die op dit moment plaatsvinden. Want een gezond bodem- en watersysteem is niet alleen een randvoorwaarde is om maatschappelijke opgaven te realiseren, maar ook een kans. De brief is een handreiking vanuit het maatschappelijke veld om te komen tot een bewustwordingscampagne en een lange termijnvisie voor het duurzaam inzetten van het systeem bij het realiseren van de duurzame doelen.
Een robuuste bodem onder de ambities van het kabinet
Het Initiatief Bewust Bodemgebruik constateert dat de kabinetsambities en de maatschappelijke doelen, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs), een beslag leggen op land en het bodem- en watersysteem. Zo is bijvoorbeeld voor woningbouw schone grond nodig, voor klimaatmitigatie vastlegging van CO2 in de bodem en voor klimaatadaptatie het waterbergend vermogen van de bodem. En voor energievoorziening wordt geothermie gebruikt en voor schoon drinkwater wordt het reinigend vermogen van de bodem ingezet. De bodem levert dus veel diensten aan de maatschappij. Om deze diensten te kunnen leveren, is een gezond bodem- en watersysteem essentieel.
Met de transities naar een circulaire economie, een duurzame energievoorziening en een klimaatrobuust Nederland neemt de druk op het bodem- en watersysteem toe. De ervaring leert dat het onbewust omgaan met het systeem leidt tot forse maatschappelijke kosten. Deze kunnen in de miljarden lopen. Denk aan bijvoorbeeld de kosten van bodemdaling in het veenweidegebied, de verzakking van infrastructuur, bodemverontreiniging, paalrot en wateroverlast door verstening.
Dit is hét moment
Het kabinet werkt op dit moment haar lange termijnambities uit in onder andere de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en in het Energie- en Klimaatakkoord. In de Kabinetsreactie van juni jl. op de transitieagenda's circulaire economie geeft staatssecretaris Van Velthoven aan dat duurzaam bodembeheer als onderdeel van de transitieagenda Landbouw en Voedsel nodig is. Dit onderschrijft ook minister Schouten van LNV in wiens recente toekomstvisie Landbouw, natuur en voedsel een belangrijke rol voor bodem is weggelegd. Wat volgens het Initiatief Bewust Bodemgebruik nog ontbreekt, is het bewustzijn dat een gezond bodem- en watersysteem ook essentieel is voor de realisatie van andere transities. Niet alleen landbouwbodems, maar ook bodems in de stad, industriële bodems, bodems onder en rond infrastructuur en bodems in natuurgebieden zijn belangrijk om de gewenste transities mogelijk te maken. Dit is hét moment om het systeem een plaats te geven in al deze transities.
Behoefte aan gedeelde visie
‘Samenwerking is het default van de toekomst,' stellen de brandbriefschrijvers. Op dit moment ontbreken echter een gedeelde urgentie en integrale lange termijndoelen. Bij zowel decentrale overheden als bij de maatschappelijke partijen is veel energie om bij te dragen aan de transities en de daaronder gelegen ambities. Partijen zijn al aan de slag met regioprojecten, maar zoeken naar korte termijnacties die bijdragen aan lange termijndoelen. Er is volgens het Initiatief Bewust Bodemgebruik behoefte aan een gedeelde visie over het gebruik van het systeem. Daarom roepen zij de staatssecretaris op het initiatief te nemen tot zo'n visie. Het Initiatief Bewust Bodemgebruik biedt aan hiervoor een richtinggevende agenda op te stellen en haar netwerk, kennis en ervaringen voor dit doel in te zetten. Zo kan op korte termijn de energie vanuit de samenleving optimaal worden benut.
Meer informatie?
- Bekijk de website van het Initiatief Bewust Bodemgebruik
- Download de brief Transitieopgaven in relatie tot het bodem- en watersysteem van IBB aan Stas IenW op de website Bodemplus.nl
De zakkende rivier: oorzaak en gevolgen
‘Heel Holland zakt'. De Nederlandse veenbodem door inklinking, de Waddenzeebodem door gas- en zoutwinning, maar ook de bodem van de grote rivieren in Nederland is dalende.
20-09-2018 | 8:37

Eeuwen geleden hadden rivieren nog vrij spel en trokken ze hun eigen weg. Geulen zandden aan en verlegden zich, en grote aangrenzende gebieden overstroomden regelmatig waarbij ze van een vers laagje sediment werden voorzien. Maar mensen zouden mensen niet zijn, als zij de natuur niet naar hun hand probeerden te zetten. Ze bouwden dijken om hun huizen te beschermen en legden kribben aan om het water beter bevaarbaar te maken. Dit leidde tot steeds smallere, diepere rivieren met een hogere stroomsnelheid die bovendien hun loop niet meer konden verleggen. Zo is de breedte van het zomerbed van de Waal bijna gehalveerd en van 500 meter teruggebracht tot 260 meter. Het fijne sediment (slib) werd bij hoogwater ook niet meer zoals vroeger in brede overstromingsvlaktes naast de rivier afgezet, maar alleen nog in de buitendijkse uiterwaarden, die daardoor relatief snel hoger werden. De hogere stroomsnelheid maakte het voor rivieren ook makkelijker om sediment (klei, zand en grind) mee te voeren. Echter, de rivier voerde de laatste decennia netto minder grof sediment (zand en grind) aan vanuit Duitsland dan zij kon afvoeren richting de Noordzee. Daardoor is de bodem in de rivier zelf (het zomerbed) gaan dalen. In het recent opgestelde ‘Het verhaal van de rivier', met de ‘gidsprincipes' voor het beheer van de rivieren in Nederland, wordt in meer detail beschreven hoe de ruimte voor de Nederlandse bovenrivieren is afgenomen en de natuurlijke sedimentbalans verstoord raakte.
Gevolgen bodemerosie

Bodem daalt niet in gelijke mate mee
Daling ook gevolgen voor natuur

Zandsuppleties in kustgebied

Actief sedimentbeheer: ook voor de rivier?
Het sediment dat op drempels in de vaargeul of in de binnenbochten een belemmering voor de scheepvaart vormt, wordt door een aannemer in opdracht van Rijkswaterstaat weggebaggerd. Vroeger werd een groot deel hiervan verkocht op de zandmarkt, waardoor het dus onttrokken werd aan het riviersysteem. Tegenwoordig wordt het grotendeels weer terug in de rivier gestort op plekken waar meer ruimte is. Zo wordt niet extra bijgedragen aan de voortschrijdende riviererosie. Maar de erosie van de rivier gaat desondanks toch door. Zou extra sediment toevoegen aan de rivier misschien een goede oplossing zijn zoals aan de kust? "Het klinkt ideaal," stelt Almer. "Alleen, bij rivieren werkt het complexer. Bij de kust kun je een hele hoop zand storten en het laten verspreiden door natuurlijke processen. Rivieren zijn grilliger en dynamischer en er spelen veel belangen op een kleine ruimte. Wat je op de ene plek doet, heeft direct gevolgen voor andere plekken en functies van de rivier. Daarom is het van groot belang om vooraf goed te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, hoe het duurzaam kan en de eerste pilots nauwkeurig te monitoren."
Wat staat er op de planning?
Momenteel voert Rijkswaterstaat pilots uit met zandsuppletie in de rivier en onderzoekt zij de kansen en knelpunten die bij toepassing van actief sedimentbeheer op grotere schaal zullen optreden. Onlangs is in dit kader het brede Programma Integraal Riviermanagement opgestart waarin wordt toegewerkt naar maatregelpakketten waarbij de rijksopgaven voor de verschillende rivierfuncties in synergie worden opgepakt. (zie animatie Integraal Riviermanagement) "Maar ook kijken we samen met netbeheerders van kabels en leidingen die de rivieren kruisen naar de risico's die een dalende rivierbodem op termijn kunnen inhouden," licht Almer toe. "Verder zijn we bezig om voor de benedenrivieren de risicogebieden van bodemerosie en ontgrondingskuilen beter in kaart aan het brengen en onderzoeken we hier de optimale strategie voor het sedimentbeheer, inclusief suppletiemaatregelen." Nader onderzoek moet dus uitwijzen in welke mate het voor kustgebieden beproefde concept van zandsuppleties en andere ingrepen in de sedimenthuishouding ook kansrijk voor rivieren is. "Het zou mooi zijn," vindt Almer. "Maar er is eerst meer kennis nodig om dit op grotere schaal toe te kunnen passen. Die kennis vergaren, daar zijn we druk mee bezig."
Mooie bijkomstigheid
Daarin wordt ook het ecologische effect meegenomen. In het afgeronde programma Ruimte voor de Rivier zijn de afgelopen jaren op grote schaal uiterwaarden vergraven met oog voor het natuurlijk kapitaal en de biodiversiteit. "De onderzoeksresultaten laten nu zien dat dergelijke ingrepen zeker een positief effect kunnen hebben," besluit de adviseur. "Diverse bijzondere plant- en diersoorten komen nu weer terug in het rivierengebied en dat is een mooie bijkomstigheid!"Bronvermelding foto: Mediatheek Rijksoverheid, Het verhaal van de rivier
Met waarden van groen en blauw om de tekentafel
Hoe overtuig je stedenbouwkundigen en beleidsmakers ervan dat er bij stedelijke ontwikkeling meer aandacht moet komen voor groen en blauw?
23-08-2018 | 10:31

Dit kan door de maatschappelijke baten van dit natuurlijk kapitaal te presenteren in de te ontwikkelen ruimte. Het Natuurlijk Kapitaal model maakt dit mogelijk.
Natuurlijk kapitaal is belangrijk voor Nederlandse steden. Het draagt bij aan een gezonde, aantrekkelijke leefomgeving, de voedsel- en drinkwaterproductie, hittestressafname en koolstofopslag. Bovendien heeft het voordelen voor bewoners en bedrijven, én voor de natuur in de stad. Deze diensten die de natuur levert, noemen we ook wel ecosysteemdiensten. De druk op steden maakt het extra belangrijk om ecosysteemdiensten in te zetten. Het RIVM heeft daarom in samenwerking met VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) modellen ontwikkeld voor het Natuurlijk Kapitaal model (pdf: 1.5 MB) om de locatiespecifieke voordelen van ecosysteemdiensten in kaart te brengen. Het Natuurlijk Kapitaal model is een samenwerking tussen RIVM, Wageningen Environment Research (WEnR) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Hoe werkt het?
Het Natuurlijk Kapitaal model bestaat uit een basisdataset met informatie over natuurlijk kapitaal. Hierbij kun je denken aan de hoeveelheid vegetatie in een gemeente, of de bodemsoort. Over deze basis liggen momenteel acht submodellen die de ecosysteemdiensten en maatschappelijke voordelen voor het stedelijk gebied beschrijven. Voor het landelijk gebied zijn er nog extra sub-modellen. De volgende acht submodellen zijn nu aanwezig in het model: invloed van groen en blauw op luchtkwaliteit, gezondheidseffecten, huizenprijzen, energiebesparing, houtproductie, biomassa voor energie, koolstofopslag en verkoeling. In combinatie met sociaaleconomische gegevens kunnen deze sub-modellen de maatschappelijke baten per ecosysteemdienst in kaart brengen in monetaire waarden en fysieke eenheden.
Om een ingewikkeld verhaal simpel te maken: als ik hier een boom plant, welke baten levert dat dan op voor de leefomgeving? Of, zijn de voordelen voor de maatschappij hoger als ik dit stuk bos kap en er een wadi van maak? Dit soort beslissingen worden nu vaak puur op basis van de kosten gemaakt, waarbij de maatschappelijke baten (op lange termijn) buiten beschouwing worden gelaten.
Groene Baten planner
Het Natuurlijk Kapitaal model vormt de basis voor de ‘Groene Baten planner'. De planner berekent de effecten van ruimtelijke inrichting op het natuurlijk kapitaal. Dit helpt beleidsmakers met het maken van keuzes bij stedelijke ontwikkeling. De eerste kaarten die met de Groene Baten planner zijn gemaakt, zijn gebaseerd op de huidige situatie. Zo krijgen beleidsmakers inzicht in de huidige staat van het natuurlijk kapitaal. Ook is er een aantal pilotprojecten gestart, onder andere bij de gemeente Amsterdam. Het instrument wordt daar ingezet om het effect van het natuurlijk kapitaal op de waarde van de nieuwe groenstructuurvisie door te rekenen. De huidige situatie wordt daar vergeleken met vier scenario's op basis van die groenstructuurvisie. De kaarten laten zien wat de waarde van het natuurlijk kapitaal is voor de huidige situatie van de huizenprijzen, en het verkoelend effect van groen en blauw.
Rondom het Vondelpark in Amsterdam zie je bijvoorbeeld dat het aandeel groen en blauw een groot deel van de huizenprijs bepaalt (blauwe kleuren rechterfiguur (klik op de afbeelding om deze te vergroten), 100.00-200.000 euro). Ten oosten van het Vondelpark, in de Pijp, is het aandeel al een stuk kleiner (gele kleuren, 10.000-25.000 euro). In de linker figuur (klik op de afbeelding om deze te vergroten) is het verkoelende effect van groen en blauw (in °Celsius) te zien. Hierbij is duidelijk dat Amsterdam een warme binnenstad heeft, en dat er nog veel groen en blauw nodig is om verkoeling te brengen.
Doorontwikkeling model
Het model is nog niet af. Diverse partners werken samen om het door te ontwikkelen. Door deze samenwerking ontstaat een gemeenschappelijke basis die kan worden gebruikt om de waarden van ecosysteemdiensten te berekenen. Met vereende krachten kan het model sneller worden ontwikkeld en is er meer kennis in huis om de meest recente getallen in te brengen. Kaarten gemaakt op basis van het Natuurlijk Kapitaal model zijn binnenkort beschikbaar op de Atlas Natuurlijk Kapitaal.
Atlas-kaarten geven inzicht bij Stadsvisie Ede
De op komst zijnde Omgevingswet verplicht elke gemeente in Nederland een Omgevingsvisie op te stellen. De gemeente Ede wilde geen papieren rapport met mooie
09-08-2018 | 10:53

....plannen, maar een online product. Dit resulteerde in de online Stadsvisie Ede, waarin Atlas-kaarten zijn gebruikt om meer inzicht te geven in de regionale situatie. Projectleider Dave Alberts vertelt over de samenwerking met de Atlas.
"Onze missie is om de Stadsvisie van Ede in het DNA van de stadsmakers te krijgen," vertelt projectleider Dave Alberts. "Die stadsmakers zitten in de gemeentelijke organisatie en kunnen beleidsmakers zijn, maar ook daarbuiten. Denk aan ontwikkelaars, corporaties, architecten en betrokken wijkbewoners. Dan kun je wel een rijk geïllustreerd rapport uitbrengen, met daarin de koers en de mooiste plannen. Echter, een berg papier blijft een berg papier die stadsmakers buiten de gemeentelijke organisatie niet noodzakelijk bereikt. Maar nog belangrijker, in een online product kun je ook de uitvoering meenemen, want je kunt het actualiseren met de laatste ontwikkelingen." Een ander voordeel is volgens Dave dat je lezers wegwijskunt maken in de informatie. "Wil je stadsmakers betrekken, dan moet je zorgen dat ze op een snelle en adequate manier de ambities en doelstellingen uit de visie tot zich kunnen nemen. In onze Stadsvisie kunnen gebruikers daarom kiezen voor een thematische of gebiedsgerichte ingang, zodat ze sneller vinden wat ze zoeken. Zo willen we zoveel mogelijk mensen meenemen in ons verhaal van Ede als vooruitstrevende en ambitieuze stad, gezien vanuit sociaal, economisch en ruimtelijk perspectief. Onze Stadsvisie is dan ook geen eindproduct, maar een uitnodigend vertrekpunt voor uitwerking en uitvoering."
Samenwerking met Atlas
Veel opgaven uit de Stadsvisie vragen om de uitwerking op gebiedsniveau. Om dat kunnen doen, is het belangrijk inzicht te krijgen in de specifieke situatie van bijvoorbeeld de energielabels van de gebouwen en de biomorfologische waarde van de omgeving. Dat was een van de redenen waarom de gemeente Ede de samenwerking met de Atlas zocht. "Wij zien in Ede de brede mogelijkheden van geodata in," stelt Dave. "Met geodata kun je als gemeente inzichtelijk maken waarom bepaalde opgaven urgent zijn. Zo kunnen we als beleidsmakers in onze Stadsvisie uitleggen waarom we in een bepaald gebied meer groen en water (groen kapitaal) willen. Maar met een Atlas-kaart kunnen stadsmakers zelf zien waarom dit juist daar nodig is. Ze kunnen kaarten ook naast elkaar leggen of combineren. Hierdoor worden ook verbanden inzichtelijk. Zo toont de Stedelijke hitte-eilandkaart uit de Atlas Natuurlijk Kapitaal welke gebieden in Ede het meest hittegevoelig zijn. De kaart Verkoelend effect van groen en blauw geeft aan waardoor het hitte-effect mogelijk juist daar optreedt. De Atlas biedt gevalideerde en neutrale informatie. Juist daar waren we als gemeente naar op zoek."
Stedelijk hitte-eiland effect in de gemeente Ede
Drie nieuwe kaarten
De samenwerking tussen de gemeente Ede en de Atlas leidde ook tot drie nieuwe kaarten in de Atlas Leefomgeving. Die kaarten waren al binnen de gemeente beschikbaar, maar via een andere viewer. Ontsluiting via de Atlas Leefomgeving zorgt ervoor dat alle beschikbare data steeds op dezelfde manier te bekijken is. Wel zo gebruiksvriendelijk. Zo is de welstandskaart toegevoegd die per gebied de welstandseisen voor bouwplannen weergeeft. Maar ook een kaart met een overzicht van alle waardevolle en monumentale bomen. En een cultuurhistorische waardekaart die de cultuurhistorische monumenten en plaatsen in Ede laat zien, zoals historische kerkgebouwen en eeuwenoude bomenlanen. "In onze Stadsvisie zetten wij in op het benutten van cultuurhistorische waarden," licht Dave toe. "Stadsmakers kunnen op de cultuurhistorische waardenkaart zien welke waarden in het plangebied voorkomen en te benutten zijn voor het ruimtelijke plan. Zo kunnen bestaande cultuurhistorische waarden bijdragen aan de kwaliteit van nieuwe ontwikkelingen."
Cultuurhistorische waardekaart gemeente Ede
Eerste aanzet
Ruimtelijke visies hadden in het verleden vaak het karakter van een toetsingskader. Initiatieven van derden werden alleen toegelaten als die binnen de plannen pasten. "In de nieuwe Omgevingswet staat samenwerken centraal. Gemeenten worden uitgedaagd om integraal te werken samen met betrokken partijen en burgers," stelt Dave. "Dit vraagt om een wezenlijk andere aanpak, waarbij de Omgevingsvisie een uitnodigend karakter heeft. Wij hopen met onze Stadsvisie daartoe een eerste aanzet te hebben gegeven. Geodata kan daarbij helpen, mits natuurlijk toegankelijk aangeboden. Organisaties kunnen op basis van geodata makkelijker met beleidsmakers meedenken en burgers voelen zich waarschijnlijk meer betrokken bij een thema als zij zien hoe hun directe leefomgeving op dat thema scoort. Ik denk dat het huidige aanbod aan geodata nog in de kinderschoenen staat. Open data biedt in potentie heel veel mogelijkheden. Hoe mooi zou het zijn als er bijvoorbeeld een kaart zou zijn die de actuele winkelleegstand weergeeft. Of een kaart die aangeeft welke alternatieven voor aardgas in een bepaald gebied het meest efficiënt zijn. Daar kun je als stadsmaker iets mee. Dat merkten we ook aan de positieve reacties op onze Stadsvisie. Met goede gevalideerde data zijn beleidsmakers echt geholpen."
Wij denken graag met u mee
Vanuit ons Atlas-portaal denken we graag met gemeenten en organisaties mee welk kaartmateriaal uit onze Atlassen bij kunnen dragen aan het vormgeven van of inzicht geven in plannen en visies. Ook met het Atlas-team samenwerken als gemeente? Wij helpen u graag verder. Neem voor meer informatie contact op met atlasleefomgeving@rivm.nl.
Meer weten?
- Bekijk de Stadsvisie Ede
- Lees de blog Online omgevingsvisie nieuwe norm van Dave Alberts
Het is zomer! Let op hittestress
De officiële zomer is pas net begonnen, maar de zomerse temperaturen zijn al bijna twee maanden in het land...
28-06-2018 | 9:28

De maand mei van dit jaar had al de hoogste gemiddelde maandtemperatuur gemeten sinds 1901. En we waren al bijna toe aan de eerste hittegolf van het jaar. Hiermee ligt ook gevaar voor de gezondheid op de loer, hittestress.
Hoge temperaturen zorgen in eerste instantie voor veel vertier. De terrasjes zitten vol, de picknickkleden worden neergelegd in de parken en kinderen spelen de hele dag buiten. Aanhoudende hoge temperaturen kunnen echter ook voor ongemak zorgen. Mensen kunnen slechter slapen, raken vermoeid, krijgen hoofdpijn of huidklachten en kunnen zich slecht concentreren.
In Nederland hebben we te maken met een hoge luchtvochtigheid. Tel daar een temperatuur op van meer dan 30°C, of zelfs 35°C, en het lichaam krijgt ernstige moeite met functioneren, doordat het lichaam zijn warmte moeilijker kwijt kan. Ouderen en kinderen zijn nog eens extra kwetsbaar omdat zij meer moeite hebben met hun lichaamstemperatuur te reguleren. Bovendien drogen ouderen en kinderen sneller uit omdat zij minder uit zichzelf drinken op hete dagen.
Als het KNMI vier dagen achtereen 27°C of hoger verwacht wordt het Nationale Hitteplan geactiveerd door het RIVM. In het plan staan eenvoudige maatregelen die kunnen worden genomen om de hitte de baas te zijn. Denk aan voldoende drinken, draag dunne kleding, houd de woning koel en zorg voor elkaar.
De verwachting is dat het aantal hete dagen gaat toenemen door klimaatverandering en dat we vaker te maken krijgen met aanhoudende hoge temperaturen. Gelukkig komt er steeds meer aandacht voor hittestress. Afgelopen maandag 25 juni is het eerste Congres Hittestress geweest op het initiatief van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS). Tijdens dit congres zijn vragen aan de orde gesteld als wat is er bekend over hittestress, wat doet hittestress met je gezondheid en wat is de invloed op de natuur?
Ook steeds meer steden zien het belang in van verkoeling in de stad en realiseren meer groen in de stad om de temperatuur te verlagen. Inwoners van steden hebben het tijdens hete dagen nog eens extra te verduren omdat de stad door al haar steen en asfalt warmer wordt dan het buitengebied. Ook blijft deze warmte 's avonds en 's nachts nog eens hangen. Op ons Stedelijk hitte-eiland effect in Nederland kaart kan je kijken wat het effect is in jouw omgeving.
De zomer duurt nog drie maanden, dus wees voorbereid als een hittegolf aanbreekt.
Meer weten over de kaarten? Lees ons artikel in Nature Today van vorige zomer!
Zeewier maakt welkome comeback
Al 10.000 jaar geleden aten bewoners van arme kustgebieden zeewier. De zeegroente maakt in ons land een comeback als groente van de toekomst.
14-06-2018 | 10:37

Met duurzame zeewierteelt kan volgens deskundigen de groeiende wereldbevolking (in 2050 ongeveer 9 miljard mensen) – van voldoende voedsel worden voorzien met maar 2 procent van het totale zeeoppervlak.
Zeewier is een bron van essentiële aminozuren. Ons lichaam kan deze aminozuren zelf niet aanmaken, maar we hebben deze wel nodig om te kunnen leven. Voor aminozuren zijn we nu afhankelijk van vlees, vis en planten op het land. Deze voedingsbronnen worden niet allemaal even duurzaam geproduceerd. Bij de productie hiervan is veel landbouwgrond nodig en heel veel zoet water, hetgeen een schaars goed is op het land.
Minder oppervlakte nodig
Voor het telen van zeewier heb je minder oppervlakte nodig dan voor landbouwgewassen. Het groeit aan touwen, de zogeheten droplines. Babywier groeit in een week of acht uit tot volwassen wier dat geoogst kan worden. Dit levert dan per jaar zo'n 250.000 kilo per hectare op. Zeewier groeit ook in de wintermaanden zodat het ook 's winters kan worden geoogst.
Een vergelijking
De productie van een kropsla kost 65 liter zoetwater, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Daarentegen gebruikt een zeewier als zeesla zout zeewater met z'n nutriënten en groeit deze tien keer sneller dan gewassen op land. Wel is het zo dat de wilde oogst in tegenstelling tot de teelt van zeewier niet duurzaam of houdbaar is. Zeewier is geen oneindige bron en bedrijven die zeewier oogsten, planten het niet terug. En zeewier zijn ook de longen van de zee. Maar zover is het nog lang niet. De zeewierproductie staat nog in de kinderschoenen en biedt vooralsnog vooral voordelen. Van uitputting is nu nog geen sprake.
Voedsel voor iedereen
Zeewierteelt biedt de uitkomst om in 2050 de gehele wereldbevolking van 10 miljard mensen te voeden. Hiervoor is vier keer de oppervlakte van Portugal nodig, dus ongeveer 180.000 m2 aan zeeën en oceanen. Dat lijkt veel, maar is slechts 2% van het totale zoutwateroppervlak van de aarde. Zeewier bevat 25% droge stof en 75% zoetwater. En een scala aan mineralen zoals jodium, calcium, ijzer, fosfor, magnesium, natrium, kalium en vitamine B. Als zeewier langs kusten bij de Sahara zou worden geteeld, dan zou dit zowel als voedsel- en waterbron kunnen worden gebruikt.
Zeewierboerderijen in Nederland
Zeewier heeft potentie en dat ziet ook de Nederlandse overheid in. Met het in 2017 gestarte innovatieprogramma Seaweed for Food and Feed investeert het rijk in de duurzame teelt van zeewier. Wageningen University & Research en Stichting Noordzeeboerderij werken sinds 1 maart 2018 in het programma ProSeaWeed samen met negen partners uit de zeewiersector aan de ontwikkeling van een volwaardige duurzame zeewiersector. Er zijn er al meerdere zeewier boerderijen aan het produceren. Op dit moment wordt in Nederland geteeld op volle zee en in bakken. De mogelijkheden voor teelt en verkoop van zeewier in Nederland staan volop in belangstelling, in regio's als Zeeland, Noord-Holland en Groningen. Op dit moment wordt zeewier geproduceerd voor producten als zeewierzout, weedburger van suikerwier (Royal Kombu) en Weed Sauce van zeesla (Ulva lactuca).
Zeewierproductie op de kaart
De productie van zeewier is onder meer afhankelijk van beschikbaarheid aan voedingsstoffen, lichtklimaat en hydrodynamische omstandigheden. Deze zijn niet uniform verspreid over het Nederlands Continentaal Plat (NCP). De productiekosten hangen onder andere samen met afstand tot de kust en de kosten voor de bouw en het onderhoud van de kweekfaciliteiten. Ook deze zijn per gebied verschillend. Op de kaart Macroalgenproductie in de Noordzee van de Atlas Natuurlijk Kapitaal zijn de gebieden te zien die mogelijk geschikt zijn voor de productie van bruinwier (Laminaria digitata). De kaart geeft het resultaat weer van een eerste verkenning van de mogelijke maximale biomassaproductie.
Zeewier op je bord
Zeewier gebruiken we ongemerkt al elke dag. Kijk maar eens op de verpakking van producten als puddinkjes, soep, koffiemelk en tandpasta, waar je het kunt herkennen aan het E-nummer 400 – 407. En we kennen de zeegroente natuurlijk allemaal van de Japanse sushirolletjes. Misschien is het nog een beetje wennen aan de zeewierchips en de zeewiertapanades en duurt het nog even voordat de MacDonalds de zeewierburger op haar menu heeft staan. Maar 10.000 jaar geleden aten we het ook, dus het zit in ons DNA. Het eten van de toekomst nu op je bord? Kijk voor recepten op zeewierwijzer.nl.
Foto rechtsboven: Ulva lactuca-Zeesla, Saxifraga-Fitis door Sytske Dijksen