Brug met boot die er onder door vaart

‘Heel Holland zakt'. De Nederlandse veenbodem door inklinking, de Waddenzeebodem door gas- en zoutwinning, maar ook de bodem van de grote rivieren in Nederland is dalende. Deze daling heeft gevolgen voor natuur, waterveiligheid, aangrenzende infrastructuur, scheepvaart en zoetwatervoorziening. Almer de Swaaf, adviseur water- en sedimentmanagement bij Rijkswaterstaat, over oorzaak en oplossingen. 

Eeuwen geleden hadden rivieren nog vrij spel en trokken ze hun eigen weg. Geulen zandden aan en verlegden zich, en grote aangrenzende gebieden overstroomden regelmatig waarbij ze van een vers laagje sediment werden voorzien. Maar mensen zouden mensen niet zijn, als zij de natuur niet naar hun hand probeerden te zetten. Ze bouwden dijken om hun huizen te beschermen en legden kribben aan om het water beter bevaarbaar te maken. Dit leidde tot steeds smallere, diepere rivieren met een hogere stroomsnelheid die bovendien hun loop niet meer konden verleggen. Zo is de breedte van het zomerbed van de Waal bijna gehalveerd en van 500 meter teruggebracht tot 260 meter. Het fijne sediment (slib) werd bij hoogwater ook niet meer zoals vroeger in brede overstromingsvlaktes naast de rivier afgezet, maar alleen nog in de buitendijkse uiterwaarden, die daardoor relatief snel hoger werden. De hogere stroomsnelheid maakte het voor rivieren ook makkelijker om sediment (klei, zand en grind) mee te voeren. Echter, de rivier voerde de laatste decennia netto minder grof sediment (zand en grind) aan vanuit Duitsland dan zij kon afvoeren richting de Noordzee. Daardoor is de bodem in de rivier zelf (het zomerbed) gaan dalen. In het recent opgestelde ‘Het verhaal van de rivier', met de ‘gidsprincipes' voor het beheer van de rivieren in Nederland, wordt in meer detail beschreven hoe de ruimte voor de Nederlandse bovenrivieren is afgenomen en de natuurlijke sedimentbalans verstoord raakte.

Gevolgen bodemerosie

"Deze bodemerosie van rivieren is niet zonder gevolgen," stelt Almer de Swaaf, adviseur water- en sedimentmanagement bij Rijkswaterstaat. "Als de ene rivier(tak) sterker erodeert dan de andere kan de waterverdeling over de verschillende Rijntakken gaan verschuiven met gevolgen voor de waterveiligheid (hoogwaterstanden) en de nationale zoetwatervoorziening. En de innamepunten voor zoet water zijn meestal niet ontworpen op dalende waterstanden in de rivier. Ook kan de stabiliteit van in het verleden gebouwde constructies, zoals brugpijlers en kades, in gevaar komen en kan de beschermende afdeklaag op de talrijke in de rivierbodem begraven kabels, leidingen en tunnels verdwijnen."

Bodem daalt niet in gelijke mate mee

De bodem daalt niet overal in gelijke mate mee vanwege plaatselijk voorkomende harde(re) bodemlagen of steenbestortingen. Dit heeft volgens Almer tot gevolg dat daar drempels  in de vaarweg kunnen ontstaan die tijdens lage afvoeren de maximale vaardiepte beperken. "Zo zie je dat de in de jaren tachtig aangebrachte steenbestorting in de Waal bij Nijmegen tijdens de huidige lage afvoeren (door droogte) de geringe aflaaddiepte op de drukke scheepvaartroute van Rotterdam naar Duitsland bepaalt." (zie ter illustratie afbeelding Vaste laag) In het benedenrivierengebied zijn verder op talrijke plaatsen diepe ontgrondingskuilen ontstaan die in sommige gevallen de stabiliteit van oevers met waterkeringen, kabels en leidingen en brugpijlers kunnen bedreigen. "Het ontstaan van deze kuilen kan vrij plotseling gaan," licht Almer toe. "Bijvoorbeeld als een harde klei of veenlaag op de bodem doorbroken raakt en makkelijk erodeerbaar zand dat daaronder ligt, vrij kan komen. Deze ontwikkelingen zijn voor de diverse rivierfuncties natuurlijk zeer onwenselijk."

Daling ook gevolgen voor natuur

Volgens de adviseur heeft de daling ook zeker gevolgen voor de natuur. "Als de rivierbodem daalt, daalt ook de waterstand op de rivier, en daarmee dalen de grondwaterstanden in het omliggende gebied. Hierdoor verdrogen de hier vaak aanwezige natuurgebieden met geultjes, plasjes en moeras. Dit wordt vaak nog versterkt wordt door de trend van het gestaag ophogen van de uiterwaarden met slib bij hoogwaters met een toenemend hoogteverschil tussen de uiterwaarden en de rivier als gevolg." Deze ontwikkelingen hebben uiteraard gevolgen voor de bijzondere (moeras) gebonden natuur en biodiversiteit. "Verschillende Habitatrichtlijnsoorten, zoals de grote modderkruiper, de bittervoorn en de kamsalamander, kunnen in de problemen komen," stelt Almer. "In het kader van Ruimte voor de Rivier zijn de afgelopen jaren juist forse investeringen in natuurgebieden langs de rivieren gedaan die voor goed functioneren afhankelijk zijn van voldoende water. Zo zijn instroomopeningen naar geulen in de uiterwaarden bijvoorbeeld op die hoogte aangelegd dat zij met een bepaalde frequentie dus bij een zeker rivierstand water door moeten laten."

Zandsuppleties in kustgebied

In het kustgebied in Nederland wordt met zandsuppleties de zandvoorraad van het ‘kustfundament' op peil gehouden. Zand uit de diepe Noordzee wordt neergelegd op het strand of in de ondiepe zee, vlak voor de kust. Uit onderzoek blijkt dat een deel van het gesuppleerde zand ook naar de achterliggende duinen verstuift. "Dankzij deze regelmatige suppleties blijft het kustfundament op voldoende orde, kan de verstuiving naar de duinen doorgaan, groeien we mee met de zeespiegelstijging en blijft de bescherming van kust en duinen tegen stormvloeden dus op peil," stelt Almer. "Daarbij suppleren we soms ook met name voor de andere functies van de kust zoals recreatie (strandbreedte) en natuur. Dergelijk ‘actief sedimentbeheer' noemen we een ‘zachte' maatregel. We helpen natuurlijke processen een handje, maar flexibel bijsturen blijft in de toekomst mogelijk. Dit in tegenstelling tot meer rigide maatregelen zoals het bouwen van harde constructies als waterkeringen of steenbestortingen."

Actief sedimentbeheer: ook voor de rivier?

Het sediment dat op drempels in de vaargeul of in de binnenbochten een belemmering voor de scheepvaart vormt, wordt door een aannemer in opdracht van Rijkswaterstaat weggebaggerd. Vroeger werd een groot deel hiervan verkocht op de zandmarkt, waardoor het dus onttrokken werd aan het riviersysteem. Tegenwoordig wordt het grotendeels weer terug in de rivier gestort op plekken waar meer ruimte is. Zo wordt niet extra bijgedragen aan de voortschrijdende riviererosie. Maar de erosie van de rivier gaat desondanks toch door. Zou extra sediment toevoegen aan de rivier misschien een goede oplossing zijn zoals aan de kust? "Het klinkt ideaal," stelt Almer. "Alleen, bij rivieren werkt het complexer. Bij de kust kun je een hele hoop zand storten en het laten verspreiden door natuurlijke processen. Rivieren zijn grilliger en dynamischer en er spelen veel belangen op een kleine ruimte. Wat je op de ene plek doet, heeft direct gevolgen voor andere plekken en functies van de rivier. Daarom is het van groot belang om vooraf goed te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, hoe het duurzaam kan en de eerste pilots nauwkeurig te monitoren."

Illustratie van baggeren en storten en sedimenttransport

Wat staat er op de planning?

Momenteel voert Rijkswaterstaat pilots uit met zandsuppletie in de rivier en onderzoekt zij de kansen en knelpunten die bij toepassing van actief sedimentbeheer op grotere schaal zullen optreden. Onlangs is in dit kader het brede Programma Integraal Riviermanagement opgestart waarin wordt toegewerkt naar maatregelpakketten waarbij de rijksopgaven voor de verschillende rivierfuncties in synergie worden opgepakt. (zie animatie Integraal Riviermanagement) "Maar ook kijken we samen met netbeheerders van kabels en leidingen die de rivieren kruisen naar de risico's die een dalende rivierbodem op termijn kunnen inhouden," licht Almer toe. "Verder zijn we bezig om voor de benedenrivieren de risicogebieden van bodemerosie en ontgrondingskuilen beter in kaart aan het brengen en onderzoeken we hier de optimale strategie voor het sedimentbeheer, inclusief suppletiemaatregelen." Nader onderzoek moet dus uitwijzen in welke mate het voor kustgebieden beproefde concept van zandsuppleties en andere ingrepen in de sedimenthuishouding ook kansrijk voor rivieren is. "Het zou mooi zijn," vindt Almer. "Maar er is eerst meer kennis nodig om dit op grotere schaal toe te kunnen passen. Die kennis vergaren, daar zijn we druk mee bezig."

Mooie bijkomstigheid

Daarin wordt ook het ecologische effect meegenomen. In het afgeronde programma Ruimte voor de Rivier zijn de afgelopen jaren op grote schaal uiterwaarden vergraven met oog voor het natuurlijk kapitaal en de biodiversiteit. "De onderzoeksresultaten laten nu zien dat dergelijke ingrepen zeker een positief effect kunnen hebben," besluit de adviseur. "Diverse bijzondere plant- en diersoorten komen nu weer terug in het rivierengebied en dat is een mooie bijkomstigheid!"

Bronvermelding foto: Mediatheek Rijksoverheid, Het verhaal van de rivier