Project
Hoeksche Randen: akkerranden in de Hoeksche Waard
Het project Hoeksche Randen voor natuurlijke plaagregulatie en bloemrijke akkerranden in de Hoeksche Waard loopt vanaf 2003. Met de inzet van verschillende methoden, waaronder een ander akkerrandenbeheer, hebben boeren het gebruik van bestrijdingsmiddelen tegen luis in graan en aardappelen met ruim de helft weten terug te dringen.
Wat is er nieuw aan Hoeksche Randen?
De Hoeksche Waard, zuidoostelijk van Rotterdam, is één van de eerste gebieden in Nederland waar op grotere schaal met bloemrijke akkerranden wordt gewerkt aan de zogenaamde groenblauwe dooradering van het landschap. Na meer dan 10 jaar ontwikkelen en ervaring opdoen zijn er positieve resultaten behaald voor natuur, voor de waterkwaliteit in de sloten en voor de naastgelegen akkers. Er leven bijvoorbeeld natuurlijke vijanden van de bladluis, wat het naastgelegen gewas ten goede komt (minder gewasbescherming nodig).
Stand van zaken
Anno 2016 gaat het in de Hoeksche Waard om ongeveer 143 hectare akkerranden met een totale lengte van bijna 500 kilometer, beheerd door circa 70 akkerbouwers. Dat is ongeveer een vijfde van het potentieel aan akkerranden. Het gaat om grasranden en graskruidenranden (meerjarig), bloemenranden (eenjarig) en om 5 hectare vogelakkers (kleine percelen speciaal ingericht voor overwinterende akkervogels).
Na jaren van pilotprojecten en speciale regelingen is het akkerrandenbeheer vanaf 2016 onder de nieuwe regeling voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb2016) gebracht. Sindsdien functioneert de nieuwgevormde Coöperatie Collectief Hoeksche Waard (CCHW) als tussenpersoon tussen de deelnemende boeren en de subsidiegevers (overheden) en sponsoren.
In het Landschapsbeheerplan (2012) voor de Hoeksche Waard wordt voor 2030 een streefbeeld genoemd van 700 hectare ofwel ca. 2000 kilometer akkerranden (meestal ‘nat', dus met een sloot ernaast). Voor zoveel akkerranden is op dit moment geen financiering beschikbaar.
Achtergrond
In de gangbare landbouwpraktijk worden bestrijdingsmiddelen gebruikt tegen ziekten en insectenplagen. Deze producten hebben milieubezwaren, zoals verslechtering van de waterkwaliteit. Daarnaast tasten deze middelen ook de niet schadelijke organismen aan, waardoor ecosystemen slechter gaan functioneren en zo minder diensten kunnen leveren. Ook zijn er vraagtekens bij het effect van bestrijdingsmiddelen op de gezondheid van agrariërs en omwonenden.
Het natuurlijk kapitaal biedt mogelijkheden om het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen. Er kan, naast het afwisselen van gewassen, een beroep gedaan worden op de natuurlijke vijanden van de veroorzakers van de ziekten en plagen. Dat zijn bijvoorbeeld sluipwespen of vogels.
Akkerranden
Het bevorderen van een natuurlijke ziekte- en plaagregulatie gebeurt door de leefomstandigheden van de natuurlijke vijanden te verbeteren. Concreet gebeurt dat door de aanleg van ‘groene' akkerranden: permanente zones van tenminste 3 meter breed, waar de akker niet wordt bewerkt en waar gras of bloemmengsels worden ingezaaid. In die zones kunnen de natuurlijke vijanden, zowel insecten als vogels, van de ziekteverwekkers zich vestigen en handhaven. Groenstroken aanleggen in de akker heeft een vergelijkbaar effect als de stroken maximaal 50 m uit elkaar liggen.
Schoon water
De akkerranden hebben nog andere voordelen. Omdat zij de akker omzomen en permanent begroeid zijn, wordt het afstromen van (regen)water naar de sloten sterk verminderd. Dat verbetert de kwaliteit van het oppervlaktewater aanzienlijk en bespaart het waterschap kosten voor waterzuivering. Ten tweede maken ze het landschap afwisselender en aantrekkelijker, zeker in het voorjaar en de zomer door de bloeiende bloemen.
Ook het in stand houden van bijvoorbeeld een zogenaamd coulisselandschap (halfopen landschap met gedeeltelijke beplanting en bebouwing) kan bijdragen aan natuurlijke ziekte- en plaagbestrijding omdat zo'n landschap aantrekkelijk is voor grotere dieren en vogels.
Elders in Nederland
De Hoeksche Waard is niet het enige gebied waar is geëxperimenteerd met akkerrandenbeheeer. Ook in Groningen (en vandaaruit later ook in Flevoland) is gewerkt met akkerranden en groenstroken in akkers. Hier ging het niet om bestrijding van ziekten en plagen maar om natuurbeheer: kansen bieden aan akkervogels en aan de grauwe kiekendief.
In de Hoeksche Waard lag de nadruk minder op natuurbeheer, en meer op de kwaliteit van landschap en water.
Een belangrijk concept is de zogenaamde groenblauwe dooradering: dijken en kreken en overige watergangen met akkerranden en bermen. Bij het akkerrandenbeheer in de Hoeksche Waard is dan ook een rol weggelegd voor het waterschap Hollandse Delta (waterkwaliteit).
Functionele agrobiodiversiteit
Belangrijk voor het akkerrandenbeheer in de Hoeksche Waard is verder de benadering van de functionele agrobiodiversiteit (FAB): verschillende soorten akkerranden, o.a. grasranden, graskruidenranden, randen met éénjarige akkerbloemen en vogelakkers. Van 2005 tot 2013 is er in samenwerking met o.a. LTO en Wageningen Universiteit op allerlei manieren gewerkt aan het ontwikkelen van FAB. Het project heeft geleid tot:
- verminderde afhankelijkheid van chemische middelen door de introductie van natuurlijke plaagregulatie (luis in de teelt van aardappelen en graan);
- een betere waterkwaliteit (met het oog op de eisen vanuit de Kaderrichtlijn Water);
- een vernieuwd landschap door verweving van natuur en landbouw.
Beleid
De aanleg van de tenminste 3 m brede akkerranden is niet verplicht, maar wordt al sinds een aantal jaren gestimuleerd en gesubsidieerd in het kader van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Er is veel ervaring mee opgedaan en de effectiviteit is aangetoond. In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, dat loopt tot 2020, wordt deze stimulering voortgezet. Dat is in Nederland vertaald in een onderdeel van de regeling voor Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb2016). Aanleg van akkerranden is voor de boer (nog) niet rendabel zonder subsidie.
Voor gebruik van bestrijdingsmiddelen gelden algemene regels. In relatie tot de akkerranden is hier relevant dat vanuit de waterschappen een spuitvrije zone van 0,5 m verplicht is. Deze breedte is te gering om de leefomstandigheden voor de natuurlijke vijanden van de ziekte- en plaagveroorzakers te bevorderen. De spuitvrije zone is puur bedoeld om de verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit te beperken.